syMinor

Mei 2011


De Grenadines en Grenada


We varen nu, samen met de Flying Swan, rond in de Grenadines; een prachtig natuurgebied, kristalhelder turkoois water, met vele kleine eilandjes, bewoond en onbewoond, tussen St. Vincent en Grenada, 75 mijl zuidelijker. Ze liggen op korte afstand van elkaar en zijn ideaal voor charterschepen (met schipper) en zgn. bareboats (“kale” huurboten). Je ziet hier catamarans, gemiddeld 45 voet, bemand met grote gezelschappen (zo’n 12 personen) “een weekje” genieten van hun welverdiende vakantie en de natuur.
Het is te merken dat het hurricane seizoen nadert, het naseizoen is begonnen. Het is redelijk rustig overal en we komen overal dezelfde de cruisers tegen op weg naar dezelfde bestemming in Trinidad. We zeilen amper hier i.v.m. de korte afstanden; we gaan anker op, rollen soms de fok uit, motoren naar de volgende stek, om daar vervolgens ons anker weer te laten vallen.

Mustique: The gem of the Grenadines is het eerste bewoonde eiland onder Bequia. Het is het eiland van en voor “the rich and famous”. Het is een privé-eiland en wordt beheerd door de Mustique-company. We maken er een taxitour samen met Willem en Martine van de Flying Swan en zien de huizen (op afstand) van de “celib’s” zoals Tommy Hilfiger, La Costa, Brian Adams, Mick Jagger. Het eiland is goed onderhouden in een juiste mix van local scene en Engels gecultiveerd landschap. Voor de liefhebber; je kunt er overnachten in het Cotton Hotel. Ze vragen een overnachtingprijs van 1250.- tot 4700.- US$ per nacht, dus als je wilt….
Wij liggen hier echter heerlijk aan een verplichte mooring (ankeren is verboden) in Britannia Bay, maken een wandeling over de zuidpunt van het eiland en genieten van het Happy Hour in Basil’s Bar.

We zetten zeil naar het volgende eiland Canouan en vangen onderweg een barracuda van zo’n 55 cm. Als sushi valt de smaak ons echter tegen. In Charlestown Bay liggen we voor anker en krijgen we te maken met tropische buien, niet een maar de hele dag door. Lastig is wel dat de temperatuur gewoon 30 graden blijft, dus erg vochtig en zweterig allemaal. In het Tamarind Beach Hotel volgen we het nieuws op de t.v. over de dood van Osama Bin Laden. Dit is echter een van de weinige keren, we merken dat we vaak verstoken blijven van wereldnieuws. Het is moeilijk om via internet, krant, t.v. op de hoogte te blijven van ontwikkelingen en nieuws. Als dat al gebeurt is dat erg fragmentarisch.

De baaien Saline Bay en Salt Whistle Bay op Mayreau; zijn onze volgende ankerplaatsen. Het zijn erg mooie, kleine beschutte baaien. We varen de dinghy op het strand en wandelen naar Station Hill, waar we genieten van het uitzicht over de riffen rondom en de Tobago Cays. Hier eten we voor het eerst Lambi, het is het vlees van het weekdier wat in de Queen Conch huist, een specialiteit van de Caribbean en het smaakt prima.

De Tobago Cays worden door de boatboys hier “Paradise” genoemd. Nou het lijkt er aardig op; het zijn een drietal onbewoonde eilanden gelegen binnen een hoefijzervormig rif (Horseshoe Reef). Erg mooie kleurschakeringen van bruin, geel zand naar diverse blauwe luchten met witte wolkenpartijen en blauwe, turkooizen en groene zeeën. Bij het eiland Baradal snorkelen we tussen de Hawksbill schildpadden die grazen over het gras van de zeebodem (slechts 2 m diep), erg bijzonder. Je waant je in een zwembad.

We varen met de dinghy van Willem door het rif naar buiten, leggen hem vast aan een boeitje en snorkelen daar verder. Direct spotten we een (nurse?)haai van zo’n 2 meter, gelukkig op afstand en ook een beetje eng. We zien enorm veel scholen kleine vissen, heel kleurrijk. Het rif is het enige wat ons (zeilboten) scheidt van de Atlantische oceaan tot aan Afrika, de wind waait erover heen, de golven worden door het rif tegen gehouden, erg apart dus.




Van de boatboys kopen we verse Dorademoten voor op de BBQ en samen met de bemanning van de Flying Swan en de Bodyguard hebben we een genoeglijke avond op de Minor.

Union Island is een iets groter eiland en we ankeren in Clifton Harbour. We kunnen er onze vers boodschappen weer wat aanvullen. Hier genieten we van het Happy Hour met een rum punch bij Janti’s op Happy Island. Janti is een rastafarian en heeft het eiland zelf gebouwd met behulp van lege Queen Conch schelpen.


Petit Saint Vincent oftewel PSV is onze volgende ankerstop en we liggen prachtig voor het rustige exclusieve resort met haar cottages. Roomservice kan worden aangevraagd door het hijsen van de vlag voor de cottage. “Yachties” zijn (beperkt) welkom voor bar en restaurant. We kunnen dit natuurlijk niet voorbij laten gaan en genieten van een (zeer sterke) rumpunch met magnifiek uitzicht!

Het tegenover gelegen Petite Martinique/ PM is het 1e eiland wat hoort bij Grenada en ademt een geheel andere sfeer uit; kleinschaligheid en local. De jeugd wordt met de ferry na schooltijd weer afgezet op het eiland. Ze lopen in uniform; jongens in blouse en lange broek, meisjes in plooirok en witte kniekousen (met die hitte!). We kunnen hier diesel en water tanken, wat hard nodig is want de watermaker draaien loont niet, op die korte afstanden.


We kunnen het goed vinden met de Flying Swan; we genieten van de Happy Hours op mooie locaties, het contact met andere yachties en het lekker uit eten gaan. We wisselen boeken, muziek, DVD’s en foto’s uit. De schippers kunnen sparren over de techniek en wij dames kunnen onze creativiteit botvieren in de hoedanigheid van scheepskok. De steeds terugkerende vraag is wordt het chicken or fish uit de (lege) diepvrieskist, tenzij je terug wilt vallen op de lokale varkenssnuitjes en/of varkensstaartjes. We kunnen hilarisch lachen om onze pogingen om soepel de dinghy in of uit te stappen. De gevleugelde uitspraak van Martine wordt: “geloof da nou mar, Pauli”



In Hillsborough klaren we in voor Carriacou (en Grenada). Daags erna varen we door naar Tyrrel Bay. Het centrum voor de “Yachties” hier. Heel gezellig in een baai langs een weg(getje) met her en der wat huizen. Hier kunnen we onze was kwijt bij de Laundry. Er ligt hier zowaar een floating bar; de Halleluja van Sally en Paul. Twee Ierse yachties welke hier zijn “blijven hangen” en ’s avonds de boot openen voor het happy hour (met verse popcorn!) en soms een hamburger (smullen Willem!). Het is hier dat we weer verschillende yachties ontmoeten en spreken, vergelijkbaar als Lagoonies in St. Maarten.
Met het lokale busje gaan we op pad naar de “windwards” van het eiland om de traditionele boatbuilding van deze regio te zien. Dat valt tegen, helaas, we spotten een karkas wat er waarschijnlijk al langer ligt en dat was dat. Tyrrel Bay heeft zelfs een (ieniemienie) haven met heuse botenlift en boten op de kant.
We verkennen de mangroveswamp met haar oesterbedden, langzaam varend met de dinghy. Jachten zijn hier alleen welkom in geval van een orkaanwaarschuwing, je schijnt hier dan veilig te liggen.
Voor het dagelijks eten koken wordt in de Grenadines zoals hierboven al vermeld “enige” creativiteit verwacht. (Beperkte) kip, vlees of vis zoek je in de diepvrieskist en je scharrelt er een tomaatje of andere lokale groente bij in een groentestalletje aan de kant van de weg. Het prijspeil ligt hier een stuk lager als in het noordelijk deel van de Carieb dus veroorloven we ons een voortreffelijk drie gangen menu bij de Slipway. Daags erna zetten we koers naar Grenada.


Grenada ligt zo’n 30 mijl zuidelijker en we motorzeilen met 10 knopen halve wind ruim langs “Kick em Jenny”, een actieve onderwatervulkaan (~ 500 m.) Na 3 maanden ankeren meren we de Minor af in een Marina. Het is het luxe Port Louis van Camper & Nicholson in St. George met een heus zwembad. Wat een onverwachte heerlijkheid om, weliswaar betaald, onbeperkt water en energie te verbruiken. We laden alle apparatuur weer eens volledig op: bootaccu’s, batterijen van marifoons, boormachine, laptops, fototoestellen, gsm’s, Ipods, palmtop, tandenborstel, enz.
Onder het genot van een goede muziek soppen we de boot van binnen en buiten eens goed af met zoet water en doen diverse handwasjes. Ook het gebruik van internet en skype is hier een gemak; je stapt zo van boord en loopt even naar het restaurant om onder het genot van een vers fruitsapje bij te kletsen met de buitenwereld! ‘s Avonds kijken we in de kuip naar een spannende DVD-serie, geleend van de Flying Swan, Prison Break. Wat een, vergeten, heerlijkheid: Leven voor anker is prima, maar ook wel veel meer “basic”. Na drie dagen ons verwend te hebben gaan we, afgevuld met water en stroom, weer voor anker in de baai bij St. George. In St. George koop ik een klein speakertje voor de Ipod, nu kan ik deze ook gebruiken los van de autoradio, welke stiekem toch veel stroom trekt (5 A).

Een Engelsman gaf me een definitie van cruising (en dat is niet hetzelfde als zeilen) waar ik het steeds meer mee eens kan zijn: Cruising is leren omgaan met bronnen en hun beperkingen (Denk aan: het weer zoals wind, warmte, vochtigheid, aantal licht/ zonne-uren, het zoute water, swell en stroming van de zee, energie in de zin van elektriciteit, zoet water, foerage en eten, comfort, relatie(s) of gebrek hieraan.



Voor anker in de baai bij St. George bekijken we de hoofdstad zelf met haar vis- en fruitmarkt en varen naar Grande Anse met een uitzonderlijk breed wit zandstrand, waar de amandelbomen als een paraplu schaduw geven.

Tijd weer om anker op te halen en zeil te zetten naar de zuidkant van Grenada naar Prickly Bay. Hier ontmoeten we de Inish van Rob en Josien en met zijn zessen spreken we een rondtour over het eiland af. Joe brengt ons met zijn maxitaxi naar de highlights van Grenada. We starten met een rondleiding door een van de vele lokale rumdestilleerderijen hier. We bezoeken Laura Spice Garden, Grenada wordt niet voor niets Spice-Island genoemd met de export van haar nootmuskaat. Maken een korte stop bij de, erg toeristische, Annandale falls en krijgen een voortreffelijke lokale lunch voorgeschoteld bij het Belmont Estate. De bijbehorende Chocolate Company valt ons tegen. Via Levera Pond rijden we noordwaarts naar Leapers Hill, hier zijn, in 1651, de laatste overgebleven Caribs van de rotsen gesprongen i.p.v. zich over te geven aan de Fransen. Langs de westelijke kustlijn rijdt Joe ons via St. George terug naar Prickly Bay.
In Prickly Bay genieten we van life Reggae music en dansen tussen en met locals. Met de taxi slaan we nog even wat vers boodschappen in, voordat we de twee volgende baaien nog “even aandoen”: Mt. Hartman en Hog Island. Hier is niet zoveel te beleven m.u.v. het geluid van de boomkikkers en een prikkend gevoel op de huid tijdens het zwemmen in de baai. We vluchten weer snel terug naar Prickly Bay om ons voor te bereiden voor de oversteek naar Trinidad.



De oversteek naar Trinidad is zo’n 80 mijl en we vertrekken samen met de Flying Swan om 17.30 uur. De wind is zuidoost 14 knopen en zakt steeds verder in tot uiteindelijk 0 knopen. We motorzeilen zuidwaarts en hebben gemiddeld 3 knopen stroom tegen. Tegen de middag meren we af bij het dock van Customs & Immigration, in Chaguaramas, om in te klaren. Dit duurt wel errug lang; 3 uur, zelfs de bemanning moet zich hier ook laten zien! Maar daarna wacht ons een weelde in de Marina van Crews Inn. Maar daarover meer in het verslag van Juni.

Translate »