syMinor

Januari 2011


Eerste ervaringen in de Carieb.

We gaan vooraleerst richting het noorden. Onze bedoeling is om in de 1e helft van het jaar het noordelijke deel van de Carieb te verkennen, zo ongeveer tot de BVI / Britisch Virgin Islands en tegen de tijd dat het orkaanseizoen hier komt (mei/ juni) willen we terug zijn in het veilige zuidelijkere deel van de Carabian; Tobago / Trinidad. Vanuit St. Lucia is het zowel naar het noorden als naar het zuiden zo’n 300 mijl te gaan. Dit kan grotendeels in dagtochten en de eilanden liggen in een halve boog, convex naar het oosten.

Het zeilen hier is weer een aparte ervaring: De heersende passaatwind waait vanuit het noordoosten en is normaliter een 15-20 knopen. Dat klopt gemiddeld ook aardig, zij het dat er een fenomeen zich voordoet wat maakt dat er een behoorlijke spreiding is. Achter de bescherming van de eilanden, aan lijzijde, waait het slechts een 10-12 knopen, of nog minder zodat soms zelfs de motor bij moet. Kom je aan de kop van een eiland dan draait de wind alle kanten uit tot zelfs pal tegen.

Tussen de eilanden neemt de wind vrij snel fors toe tot 25-30 knopen. De golven staan daar ook aardig door. We varen meerdere keren met een dubbel gereefd grootzeil en deels ingerolde genua, halve wind tot aan de wind naar het noorden. De Minor heeft een relatief laag vrijboord en zeilt dus nat. De golven komen niet alleen over het voordek maar ook opzij, langs het lierendek de kuip in. We krijgen veel zout water over ons heen. Gelukkig is het varen in zwemtenue en naspoelen met zoet water in de kuip. Ik hoop dat als we naar het zuiden varen het meer halve tot ruime wind zal zijn. We genieten van de fregatvogels hier welke prachtig vliegen en snel behendig duiken naar vis.

Martinique is het 1e eiland boven St. Lucia en is Franser dan Frankrijk zelf. In Le Marin, klaren we in. Het is een grote marina met zo’n plaats voor 600 boten. We meren af met een achterboei, welke we met 3x de lengte van ons landvast oppakken. We zijn hier dus ieniemienie met onze 12 meter lengte. De schipper heeft al vanuit St. Lucia gemaild met de lokale chandler en de benodigde onderdelen voor de op-/ neerhouder zijn op voorraad leverbaar, evenals een zeillat. We willen de laatste naweeën van de oversteek hier klaren. Helaas blijkt de maat van de sparcraft niet te kloppen en moet hij verzonden worden vanuit Frankrijk. Dat wordt wachten dus….
We maken symbolisch schoon schip, ruimen de ARC-vlag en de kerstversieringen op: een nieuw jaar kan beginnen.
Om 7.30 uur ’s ochtends sluiten we aan in de rij, in de wachtkamer van de lokale dokter, om Tjebbe zijn oor uit te laten spuiten, hetgeen ook lukt. Hij kan me nu weer horen (als hij wil).

Om de warmte te ontvluchten (er staat geen wind in de haven) gaan we voor anker bij St. Anne een mooie baai iets verder aan de zuidwestpunt van Martinique. Het is er prima zwemmen en mooi snorkelen. We varen met de Minoris (dinghy) naar een rif en komen (eindelijk) tot rust na de oversteek. Er zijn hier geen “boatboys” welke continu hun diensten aanbieden. Wij ervaren de bevolking van Martinique als vrolijk, tevreden en initiatiefrijk, hun levensstandaard is ook hoger als in St. Lucia.

Tussendoor varen we steeds terug en gaan voor anker in Cul-de-Sac bij Le Marin, om te horen of het gewenste onderdeel binnen is dan wel onderweg.
De winkels zijn hier weer goed gevuld (voor zover de aanvoer dit toelaat), met een duidelijke franse invloed, zozeer zelfs dat ik merk dat ik er ongekend “hebberig” van wordt als “ons” merk koffie weer te verkrijgen is (sinds Madeira?). De bootvoorraad wordt aangevuld.
Op zijn tijd “socializen” we gezellig met de bemanning van de Luna Verde, Stamper, Lola en my Lady. Als dan blijkt dat het beoogde onderdeel er nog niet is, besluiten we verder naar het noorden te varen naar Fort de France, de hoofdstad van Martinique aan de westkant van het eiland.



We liggen hier prima voor anker bij fort Louis en dicht bij het centrum van de stad. De stad zelf is grappig rommelig, met allerlei kleine winkels en bazars en ook een nieuwe shopping mall. Mijn haar krijgt eindelijk weer eens een goede coupe en kleur. Om je een beeld te geven; de hoofdstad heeft de grootte van een “stad” als Veghel of Raalte in NL. We krijgen een beeld van het binnenland door met het lokale busje St. Pierre te bezoeken. Een museumpje daar geeft een beeld van de totale verwoesting van de voormalige hoofdstad en zijn bevolking, door een vulkaanuitbarsting in 1902.
Na een aantal dagen en even zovele telefoontjes blijkt dan toch het gewenste onderdeel binnen en hebben we bedacht dit met de bus op te gaan halen i.p.v. terug te varen. We zijn nu ruim 1,5 week verder en hebben Martinique wel gezien.


Op naar Dominica. We zeilen onstuimig tussen de beide eilanden, met bakken zout water over en in de Minor. We leggen vast aan een mooring in Portsmouth, een natuurlijke baai aan de noordwestkust van Dominica. In de baai liggen grote schepen half op de kant, het zijn nog de resten van een orkaan (Dean 1958). Bij aankomst worden we hartelijk ontvangen door de Luna Verde en de Flying Swan. We eten gezamenlijk uit, de menukeuze op het eiland bestaat slechts uit chicken or fisch, maar smaakt prima. Zij gaan daags erna weer verder.


De schipper vaart de dinghy grotendeels lek op het ijzer van een wrak bij het aan wal komen voor het inklaren. We blijven de eerste dag dus noodgedwongen (drogen van de lijm) aan boord, maar geen nood.
Een vissersboot komt een langoest aanbieden, hij weegt 1,5 kg en kost 60 EC, zo’n 20 euro omgerekend (voor hun een kapitaal, voor ons betaalbaar) en “Christian de fruitman” levert ons verse papaya en passievruchten.

In tegenstelling tot wat we gelezen hebben in de pilots is het hier erg veilig en zijn de mensen alleraardigst en behulpzaam, zonder opdringerig te zijn.
Zelf blijken ze ook te kunnen genieten, want we “mogen” twee volle aaneengesloten nachten meegenieten van hun reggaemuziek tot het ochtendlicht. De oordoppen bieden geen soelaas. Het blijkt dat Big Papa himself, van het gelijknamige restaurant, zijn birthdayparty viert.
Toch staan we om 7.00 uur klaar voor de “Indian River Tour” en onze gids komt een half uurtje later aanzetten en verontschuldigt zich uitgebreid: Hij is te laat, maar…. hij was niet op het feestje van Big Papa.



De Indian River Tour overtreft onze stoutste verwachtingen. Een riviertje waar je slechts op mag met elektromotor of al roeiend. De stilte, rust en het vroege ochtendlicht geeft het moerasgebied met zijn “swamp bloodwood trees” een surrealistisch of sprookjesachtig aanzien. Het blijkt, net als andere delen in Dominica, als decor gediend te hebben voor de film “The Pirates of the Carabian” deel 2 en 3


Ook de “Inland Island Tour” is het geld alleszins waard. Een gids rijdt ons het eiland rond en stopt frequent om ons de lokale exotische kruiden en vruchten te laten zien en proeven.

In de middag doen we midden in het tropisch regenwoud de Emerald pool aan, kunnen ons daarin verfrissen en zien “the Jaco parrot” een van de twee voorkomende papegaaisoorten hier.

Dominica is, mede doordat er geen internationaal vliegveld is, niet erg toeristisch en dus ook arm. Nog armoediger zijn, aan de oostkant, de Carieb-indianen in hun behuizing, welke in een reservaat leven.
Door de hoogte van het eiland (4747 ft) valt de regen hier veelvuldig en is de natuur van het eiland groen, in alle kleurschakeringen en uitbundig weelderig. Erg mooi dus


Iles des Saintes oftewel The Saints is onze volgende tussenstop en behoort bij Guadeloupe. We gaan voor anker bij Terre de Haute en wel voor het plaatsje Le Bourg. Het is een groep kleine, pittoreske eilandjes met Frans/ Creoolse uitstraling, geliefd als vakantiebestemming vanwege hun mooie stranden. De tweede nacht liggen we aardig te rollen in de swell. We halen, brak, ons anker op en kruisen, onder een aantal squalls door, met een omweg langs Marie-Galante, naar het hoofdeiland van Guadeloupe.

We zetten koers naar de hoofdstad Pointe-A-Pitre in het midden van het vlindervormige eiland waar de riviere Salée de twee eilanden scheidt. Na 15 dagen ankeren duiken we de Marina “Port du Bas du Fort” binnen en kunnen we weer uitgebreid soppen met water, energie verbruiken en kan de schipper olie verversen, gelukkig zijn de dieselfilters kraakhelder.

Dat is voor ons nog wel het Carieb Dilemma en we moeten onze weg nog hier in vinden. Het is natuurlijk niet alleen rozengeur en maneschijn. We lopen elkaar af en toe gruwelijk in de weg en hebben moeite om de draad weer op te pakken, zoals in Europa. We vragen ons af wat er zo verschillend is. Liggen we in een haven dan is het (te) warm en wil je voor anker om wind op te pikken (met hopelijk minder muggen) en te kunnen zwemmen. Lig je goed voor anker, dan heb je te dealen met een beperkte stroomcapaciteit. De accu’s trekken het niet: De zonnepanelen vangen slechts pakweg 10 uur zon per dag gem. 5 A. per uur, de windgenerator doet pas iets als het harder waait als 12 knopen en de koeling vreet energie in dit klimaat. Dus dat betekent zuinig zijn met energie; licht (ondanks de LED-lampjes), computer en muziek, terwijl de avond al vroeg valt. Het is al om 18.00 uur donker. De avondinvulling is dus veelal lezen bij (batterij) candlelight en een regime van “met de kippen op stok”.


Het oppikken van een Wifi-signaal is, hier in de Carieb, ook beperkter als verwacht, dus communicatie per mail of skype is schaarser. We moeten hiervoor buiten de deur/ boot op zoek naar een café met internet en rekening houden met het tijdsverschil met Europa.

We bezoeken Pointe A Pitre met haar vele verschillende markten voor groenten, kruiden, vis en bloemen. Het is een fleurig geheel met hun vrouwen in traditionele Creoolse kleding. Het valt ons op hoe trots en extrovert ze zijn, onafhankelijk van hun figuur wel of niet (te) goed gevormd. Ondertussen hoor je de muziek van de trommels in opmaat naar de Carnaval.


Voor ons geplande vertrek hier, gaan we naar een internetcafé en halen we de mailbox leeg met héééél véééél felicitaties en kaarten voor onze beide verjaardagen (waarvoor onze dank) en skypen we met het thuisfront. We gaan op Tjebbe zijn verjaardag lekker uit eten en de volgende dag gaat de wekker om 4.00 uur af. We willen de brug halen van 5.00 uur door de Riviere Salée. Volgens de informatie is de diepgang 1.80 m en de grond is mud. We twijfelen maar varen probleemloos, in het donker, met 20 cm onder de kiel (heel kort, net na de 2e brug) erdoorheen. Kan me niet heugen dat ik op mijn verjaardag ooit zo vroeg opgestaan ben. We varen door een mangrovebos wat in het midden ligt van het vlindervormige eiland Goudeloupe. In de vroege ochtend gaan we voor anker in “Bai Mahault” en genieten van de natuur van het mangrovegebied in het noorden van Guadeloupe. Het is een beschutte lagune achter een rif.

Als een speer varen we met 7,5 knoop naar Antigua en English Harbour, hier gooien we het anker uit in Freeman Bay, het meest naar zee gelegen. Er staat hier een rare stroming; de boten onderling liggen allen in verschillende richtingen. We kopen voor een maand internetverbinding bij HotHotHotSpot! (mijn verjaardagscadeautje) en Tjebbe gaat op zoek naar deepcycle accu’s (zijn verjaardagscadeautje). Waar hij ze moet plaatsen is weer een andere vraag. Antigua is bekend om zijn zeilregatta’s en hier liggen de megajachten. Onze naam van de boot (Minor) komt hier tot zijn recht. We wandelen naar boven naar Shirley Heights en genieten van het uitzicht over de baai, het eiland en de zee.

Translate »